Thermaalwater
Al 2000 jaar geleden hadden de Romeinen het water van het dal ontdekt en kenden ze de eigenschappen ervan. De verschillende historische thermen van de stad Alet-les-Bains getuigen hiervan. Andere thermen in nabijgelegen gemeenten, zoals Rennes-les-Bains of Campagne-les-Bains, waren ook bekend om hun warmwaterbronnen.
Er wordt gezegd dat het water van Alet door Karel de Grote zou zijn gebruikt, maar zonder exacte bronvermelding.
Volgens geologische studies zou het water van de hoofdbron van Alet afkomstig zijn van neerslag en smeltwater van het Pyrenese massief van 5000 jaar oud, en zou het langzaam door de rotsen zijn gestroomd met een snelheid van 1 tot 2 meter per jaar. Door een boring van driehonderd meter diep gewonnen, heeft het een debiet van 400 m³/u. Het is een van de grootste bronnen van Frankrijk. Het mineraalwater van Alet heeft fysisch-chemische eigenschappen die specifiek zijn voor de bron, met een aanzienlijk gehalte aan bicarbonaat (300 mg/l), calcium (63 mg/l), magnesium (23 mg/l) en kalium (1,8 mg/l).
Vanaf 1860, tijdens het Tweede Keizerrijk, werd een nieuw kuuroord gebouwd, wat de weg effende voor de ontwikkeling van een echte thermale bestemming met verschillende openbare en privéthermen, kuurhuizen, vakantiehotels en een fitnesscentrum.
Aan het einde van de 19e eeuw erkende het Ministerie van Volksgezondheid, op aanbeveling van de Academie van Geneeskunde, de uitzonderlijke minerale kwaliteiten van het water en verleende het toestemming voor botteling, wat vanaf 1886 werd uitgevoerd.
De hoofdbron werd dus geëxploiteerd van 1886 tot 2010.
In 2019 presenteerde een Luxemburgse investeerder, K&B, een project om de exploitatie te hervatten via een bottelarij. Dit project zou in 2021 gerealiseerd moeten worden.